Egidius, waer bestu bleven?
Mi lanct na di, gheselle mijn;
Du
coors die doot, du liets mi tleven.
Dat was gheselscap goet ende fijn,
Het sceen teen moeste
ghestorven sijn.
Nu bestu in den troon verheven,
Claerre dan
der zonnen scijn;
Alle vruecht es die ghegheven.
Egidius, waer bestu bleven?
Mi lanct na di, gheselle mijn;
Du
coors die doot, du liets mi tleven.
Nu bidt vor mi, ic moet noch sneven,
Ende in de weerelt liden
pijn;
Verware mijn stede di beneven.
Ic moet noch zinghen een
liedekijn;
Nochtan moet emmer ghestorven sijn.
Egidius, waer bestu bleven?
Mi lanct na di, gheselle mijn;
Du
coors die doot, du liets mi tleven.
Vertaling:
Egidius, waar ben je gebleven,
Ik verlang naar jou, vriend
van mij;
Jij vond de dood, mij liet je achter in het leven.
Het was vriendschap goed en fijn,
Het leek dat wij samen
moesten sterven.
Nu ben jij in de troon verheven,
Klaarder dan
de zonneschijn.
Alle vreugd is jou gegeven.
Egidius, waar ben je gebleven,
Ik verlang naar jou, vriend
van mij;
Jij vond de dood, mij liet je achter in het leven.
Bid nu voor mij, ik moet mijn zondig leven nog voortzetten,
En
in de wereld pijn lijden.
Houd voor mij een plaatsje naast jou
vrij.
Ik moet nog een liedje zingen;
Nochtans is sterven
onvermijdelijk.
Egidius, waar ben je gebleven,
Ik verlang naar jou, vriend
van mij;
Jij vond de dood, mij liet je achter in het leven.