J.H. Leopold

En de ontlokene, de rozen . . .

– En de ontlokene, de rozen,
waar zijn de rode rozen, waar?
triomf en lof en opperst blozen
van het voldongen zomerjaar.

Een levenstoppunt uitverkozen
van voorrecht is hun toegestaan
en op hen ligt het sprakeloze
van hoogste invervullinggaan.

Maar ook, hoe is in dit ontplooien
een nadere erkentenis bereid:
verwelken wordend uit voltooien,
des zomers dubbele wezenheid.

Het glorievolle openkomen,
dat vers nog en ontkiemensnat,
het voelt zich alree afgenomen
en moe en welhaast stervenszat.

Geboorte en dood, o wonderbroze
afgrenzingen en naast elkaar,
verval gelegd in schoonste blozen,
waar zijn de rode rozen, waar? –