– En de ontlokene, de rozen,
waar zijn de rode rozen,
waar?
triomf en lof en opperst blozen
van het voldongen
zomerjaar.
Een levenstoppunt uitverkozen
van voorrecht is hun
toegestaan
en op hen ligt het sprakeloze
van hoogste
invervullinggaan.
Maar ook, hoe is in dit ontplooien
een nadere erkentenis
bereid:
verwelken wordend uit voltooien,
des zomers dubbele
wezenheid.
Het glorievolle openkomen,
dat vers nog en ontkiemensnat,
het
voelt zich alree afgenomen
en moe en welhaast stervenszat.
Geboorte en dood, o wonderbroze
afgrenzingen en naast
elkaar,
verval gelegd in schoonste blozen,
waar zijn de rode
rozen, waar? –