Weet iemand wat op aard het schoonste is,
Het allerschoonste?
welks gelijkenis
Hij ziet in alles wat hem vreugde geeft?
Waarom
hij lief heeft wat rondom hem leeft?
Waarom diè rijkdom wil
en diè een vrouw
En één zichzelf, hoewel ze
allen nauw
Weten dat ze iets zoeken dan een woord
Alleen? Weet
iemand dit? Wel, hoort.
Het is waarom het kuiken zoekt de hen,
Het
kind de moederborst, waarom ik ben
Bang voor den winter en den
herfst, den nacht
Van ’t jaar – waarom een jong kind
niet de pracht
Der sterren liefheeft, wel een vlam en vuur
Van
een wit kaarsje – met een klaar getuur
Ligt hij op ’t
kussen wakker, lang, en met
Zijn oogen volgt hij ’t waaiend
flikkren, het
Vlammetje brandt nog in zijn droomen voort.
Het
is waarom zang en muziek bekoort,
Maar marmer mij verschrikt en
witte kleur,
Ik roode rozen liefheb en den geur
Van blinkend
fruit en verf van donzig ooft.
Het is waarom een meisje een man
belooft
Te stoven in haar armen en verlangt
Naar ’t warme
mooie huw’lijksuur, ze dankt
Hem voor zijn liefde, of hij
anders kon.
Het is het vuur, de warmte, ’t is de zon.
Uit: Mei (1889)