P.C. Boutens

Zingen

Zingen, lief, is zich belijden
In de naakte heimlijkheid
Waar de goden zelf in schrijden
Door de godenlooze tijden,
Enkel kenbaar den gewijden
Als hun hand den zegen breidt, —
Zingen, lief, is zich belijden
In zoo naakte heimlijkheid!

Zingen, lief, is zich versteken
In een vindbaarheid zoo schoon,
Dat naar echo-lichte woon
Onder jeugd-en-liefdes teeken
Blijde pelgrims nooit ontbreken
Tot den tol van zingens loon, —
Zingen, lief, is zich versteken
In een vindbaarheid zoo schoon!

Uit: Vergeten liedjes (1909)