Volgens de Hunsingoër handschriften H1 en H2
Ik sprek1 iu to fon tha liudum end fon tha frana, end fon thisse selua monne, ther i ursien2 end urhered hebbat on thisse liudwrpena warue, thet hi mi sine spreka befel, and wel and min word ieth, thet i ewele deden, end riuchte.
Ik spreek u aan namens het volk, namens de frana en namens dezelfde man, van wie u gezien en gehoord heeft op deze bijeengeroepen volksvergadering, dat hij mij zijn spreken opdroeg en mijn woord bekrachtigde, dat u kwaad aan het recht deed.
Thet i him to foren an thiaues lestum, be slepandere thiade, end be unwissa wakandum, end breken sin hus uta in, end ther to sin in reste helde, end ur stelen him sines godes alsa god sa fif end fiftech merka, thera merka ec bi achta enzum, thera enzena ec bi tuintega penningum, ther breki on thene leida liud frethe, ther bi racht end bi gripen was, mith wedde end mith worde, end thes frana allerhageste bon, end iuue haudlesne, end biwene mi thes thet i hiude te dei scelen tha thiwede3 wither weddia, end there thiwede bote alsa ik4 iu to socht hebbe, pent end pennegad, mith alsa dena penningum, sa ther end tha londe send ieue, end genzie therma ku5 end corn mithe ield, tha sceli on thera liuda wera brenzia, end on thes frana, end on thes clageres.
Dat u naar hem toeging met dievenlist, terwijl de mensen sliepen en het onzeker was of er iemand wakker was, en van buiten zijn huis inbrak, en daarbij zijn binnenste bergplaats, en hem zijn goederen ter waarde van 55 mark ontstal, iedere mark van acht ons, iedere ons van twintig penningen. Daardoor heeft u de gelegde volksvrede gebroken, die besloten en vastgesteld was met belofte en met woord en de allerhoogste ban van de frana en uw hoofdlossing. En ik verwacht dat u vandaag op deze dag de belofte zult doen, het gestolene terug te geven en de boete voor diefstal te betalen, zoals ik deze van u gerechtelijk gevorderd heb, ingevorderd en betaald in zulke penningen, zoals zij in het land gang en gave6 zijn, met welke men koe en koren betaalt, deze dient u het volk, de frana en de klager te overhandigen.
Ief i ach bi seka wellat sa skeli hiudega te dei an stride with stonda, enne strideth suera, end enne otherne hera, to tha mara stride hebbe ik iu begret7, end thes minnera ne bikenne ik nowet, enes eftes onderdes biddic there gretene.
Als u echter ontkennen wilt, dan moet u vandaag op deze dag een tweekamp doorstaan, een strijdeed zweren en een andere aanhoren. Tot de meerdere strijd8 heb ik u uitgedaagd en de mindere strijd9 erken ik niet. Ik vraag om een rechtsgeldig antwoord op deze aanklacht.
Bronteksten: Eerste Hunsingoër Handschrift (H1/Ms. Wicht),
p. 124-125 en Tweede Hunsingoër Handschrift (H2/Ms. Scaliger), p.
63-65.
Transcriptie, vertaling en bewerking: Bouwe
Brouwer
1H1: sprek; H2: spreke
2H1: ther i ursien; H2: ther i hir ursien
3In H2 volgt na thiwede “bote”, maar dit woord is doorgehaald.
4H1: ik; H2: ik se
5H1: ku; H2: cu
6Gang en gave: algemeen gangbaar
7H1: be gret; H2: be ge gret, waarbij “ge” is doorgehaald.
8Meerdere strijd: gerechtelijke tweekamp
9Mindere strijd: ketelvang