De Fiaeth volgens het Handschrift Mone
[Alsa helpe thi god and syn]1 helge modir sente Marie
Dan helpen jou God en zijn heilige moeder Maria;
Alsa helpe thi god and sente Michael and alle godis anglar
Dan helpen jou God en de heilige Michael en alle engelen van God;
Alsa helpe thi god and sente [Jo]hannes2 Baptista godis depere and alle patriarcha. and alle godis propheta.
Dan helpen jou God en de heilige Johannes Baptista, de doper van God, en alle patriarchen en alle profeten van God.
Alsa helpe t[hi]3 god and sente Pedir, and sent[e]4 Johannes, and alle tha tvelf [a]postela5, and tha fiowir ewan[ge]lista6, thet iha7 thi alsa wise t[o]re8 ferre hond uses drochtens [to domesdey, sa thu thinne eth elle riuchte suere and nawit menis.]9
Dan helpen jou God en de heilige Petrus, en de heilige Johannes, en alle twaalf apostelen, en de vier evangelisten, dat zij jou dan wijzen naar de rechterhand van onze Heer op de dag van het oordeel, als jij je eed oprecht zweert en niet gemeen.
Alsa helpe thi god and sente Stephin thi forma10 martir, and alle godis marti[l]ar11.
Dan helpen jou God en de heilige Stefanus, de eerste martelaar, en alle martelaren van God;
Alsa helpe thi god and thi triowa sente Nycolaus. and alle godis biscopar.
Dan helpen jou God en de trouwe heilige Nicolaas en alle bisschoppen van God;
Alsa helpe thi god, and sente Katerina and alle godis megetha, and alle sine helga, ther send [a]12 himelrike13, thet thu thine eth elle riuchte suere, and nawit menis. Thet thi god alsa14 hold, and olsa helpande se.
Dan helpen jou God en de heilige Catharina en alle maagden van God, en al zijn heiligen, die in de hemel zijn, dat jij je eed oprecht zweert en niet gemeen. Dat God jou genegen en behulpzaam mag zijn.
Brontekst: Handschrift Mone, Germanisches Nationalmuseum,
Hs. 42587.
Transcriptie: Franz Josef Mone, ʽAltfriesische
Eidesformelʼ, Anzeiger für Kunde des deutschen
Mittelalters 1834, p. 145-146.
Vertaling, bewerking en
commentaar: Bouwe Brouwer
Commentaar:
Franz Josef Mone (1796-1871) publiceerde
dit eedsformulier in 1834 in het tijdschrift Anzeiger für
Kunde des deutschen Mittelalters.15
De tekst bevat het eerste deel van de Fiaeth. Volgens de toelichting
vond Mone het eedsformulier op een klein blaadje perkament dat in een
boek was geplakt. Het blaadje is tegenwoordig onderdeel van de
collectie van het Germanisches Nationalmuseum in Neurenberg. Via de
Handschriftencensus, een inventarisatie van de overgeleverde
manuscripten van Duitstalige teksten uit de middeleeuwen, is meer
informatie over het manuscript te vinden en zijn (onduidelijke) scans
van beide bladzijden te bekijken.16
Het blaadje heeft een formaat van 14 bij 11 cm en heeft op de
voorzijde twaalf regels en op de achterzijde 13 regels17.
De letters zijn volgens Mone in sterke Fraktur van de 14e eeuw. Het
blaadje is afgesneden waardoor er regels en letters zijn weggevallen.
De ontbrekende regels en letters heb ik aangevuld vanuit de Fiaeth
uit het Tweede Emsiger Handschrift (E2). Mone heeft zelf ook
geprobeerd om de tekst aan te vullen, maar had blijkbaar niet de
beschikking over de tekst van de Fiaeth uit het Tweede Emsiger
Handschrift. De tekst op het blaadje is ingedeeld door rode
paragraaftekens. Mone heeft op basis hiervan de tekst opgedeeld in
zeven genummerde paragrafen. Op het blaadje staat ook tweemaal een
onbekend teken. Het betreft een i met een fijne dwarsstreep, zoals
dat volgens Mone in Latijnse geschriften als afkortingsteken voor
“est” wordt gebruikt. Deze betekenis past echter niet in
de tekst. Omdat de eed geschreven is in zo een klein formaat, meende
Mone dat dit fragment niet tot een wetboek behoort, maar dat het in
een gebedenboek was geschreven.
1Woorden ontbreken in het handschrift; aangevuld vanuit E2
2In het handschrift ontbreekt “Jo”; aangevuld vanuit paragraaf 4 en E2
3In het handschrift ontbreekt “hi”; aangevuld vanuit de andere paragrafen en E2
4In het handschrift ontbreekt “e”; aangevuld vanuit de andere paragrafen en E2
5In het handschrift ontbreekt “a”; aangevuld vanuit E2
6In het handschrift ontbreekt “ge”; aangevuld vanuit E2
7In het handschrift wordt “iha” gebruikt. De variant “iha” is typisch voor de Hunsingoër handschriften. In E2 wordt “hio” gebruikt.
8In het handschrift ontbreekt “o”; aangevuld vanuit E2
9Deze woorden ontbreken in het handschrift; aangevuld vanuit de zevende paragraaf en E2
10Na “forma” volgt een i met een fijne dwarsstreep (zie commentaar).
11In het handschrift ontbreekt “l”; aangevuld vanuit E2
12Verbeterd naar E2. Volgens Mone staat op de rand van het blaadje een “t”, die hij zelf aanvulde tot “ut”.
13E2: a himelrike and a aertthrike.
14Na “alsa” volgt een i met een fijne dwarsstreep (zie commentaar).
15Het betreffende artikel is online te raadplegen bij de Heinrich-Heine-Universität Düsseldorf: http://digital.ub.uni-duesseldorf.de/ihd/periodical/pageview/281390, geraadpleegd 13 juli 2018.
16Zie http://www.handschriftencensus.de/18622, geraadpleegd 13 juli 2018.
17Mone schrijft in zijn toelichting dat er op de tweede zijde 15 regels staan, maar in zijn transcriptie geeft hij slechts 13 regels weer. Volgens de scan staan er 13 regels in de volle hoogte en nog een regel aan de bovenkant die grotendeels afgesneden is.